Zoekt u nog een mooi kerstcadeau voor een dierbare (of voor uzelf)? Op 6 november j.l. verscheen de Kloosterbijbel. De Kloosterbijbel is een complete huisbijbel in de Willibrordvertaling, aangevuld met 11 kleurenkaternen met interessante informatie over het kloosterleven in de breedste zin van het woord en met mooie kloosterfotografie. Deskundigen schrijven onder meer over Augustinus, Benedictus, Franciscus en Clara, Vincentius, de Psalmen, Lectio Divina, en de rol van leken, jongeren en gasten. Frater Niek Hanckmann CMM schreef de katern over Ora et labora. Het boek is verkrijgbaar voor €49,- bij de boekhandel en via de websites van de uitgevers, Adveniat en Royal Jongbloed.
Een van de sprekers tijdens de presentatie van de Kloosterbijbel was Patrick Chatelion Counet. In zijn verhaal over ‘de sociale Bijbel’ besteedde hij bijzondere aandacht aan de actieve congregaties: de broeders en zusters die vanaf de 19e eeuw van grote betekenis waren voor onderwijs, ziekenzorg, opvang van armen, en bestrijding van armoede in Nederland en daarbuiten. U leest zijn verhaal hieronder:
De sociale Bijbel
Verzoek bij de presentatie van de Kloosterbijbel op woensdag 6 november in de abdij van de Benedictijnen in Egmond-Binnen, was iets te vertellen hoe de Bijbel mijn persoonlijke religieuze leven raakt. Nu ben ik als exegeet en nieuwtestamenticus vooral beroepsmatig en professioneel met Bijbelteksten bezig. Dankzij mijn opleiding raakt dit tegelijk mijn persoonlijke leven. Geen exegese zonder beïnvloeding van de dagelijkse praktijk.
Toen ik in 1982 koos om theologie te gaan studeren, was dat vooral vanwege mijn interesse voor de Bijbel en voor Bijbelexegese. De docent Nieuwe Testament aan de KU Nijmegen was prof. dr. Sjef van Tilborg die door zijn collega’s werd afgeschilderd als marxistische exegeet. Van Tilborg noemde zijn bijbeluitleg zelf materialistische exegese waarin de katholieke sociale leer van gerechtigheid en vrede, bevrijding van de onderdrukten en solidariteit met de armsten centraal staat. Van Tilborg was lid van de congregatie MSC, de Missionarissen van het H. Hart, die deze leer overal in de wereld in de praktijk brengen. Waar het in de Bijbel en waar het Christus werkelijk om gaat, leerde hij in zijn colleges, is sociale actie – omkijken naar de ander, onrecht en armoede bestrijden, en solidariteit opbrengen.
Via Erica op ’t Hoog, communicatie-medewerkster van de Konferentie van Nederlandse Religieuzen, vernam ik van de plannen voor een Kloosterbijbel. Mijn eerste vraag was of de broeder- en zustercongregaties van de negentiende eeuw er wel een plaats in kregen. Hun betekenis voor onderwijs, ziekenzorg, opvang van armen, bestrijding van armoede – schrijft iemand daarover? En als dat niet het geval is, bied ik mijn diensten aan (bij deze).
Het religieuze leven in Nederland staat op een kantelpunt. De afgelopen tweehonderd jaar kenmerkte het religieuze leven zich door sociale actie. De kloostercongregaties die vanaf het begin van de negentiende eeuw zijn opgericht, werden niet opgericht om zich uit het sociale leven terug te trekken en om zich in een leven vol gebed en eucharistie op de Heer en het hiernamaals te richten. Nee, ze werden opgericht om midden in het leven te staan, arm met de armen te zijn, leed met de lijdenden te dragen en overal de nood en de rotzooi en de ellende op te zoeken, om daar te werken, om daar de nood te lenigen. Het ‘lenigen van sociale nood’ is het trefwoord dat men bij de oprichting van vrijwel alle congregaties tegenkomt. De pioniers van dit actieve apostolisch-religieuze leven bestaan vandaag de dag nog steeds. Hun missie is voltooid. Zij staan op het punt de poorten te sluiten, maar ze kunnen dat doen met de zekerheid dat hun missie geslaagd is.
In 1801 vestigen zich vijf franciscanessen in het Bolleken Slot te Dongen en is de eerste negentiende-eeuwse congregatie een feit. Vanaf dat moment trekt er een verfrissende en verkwikkende vloedgolf van zusters, broeders en paters over de dorre, droge Nederlandse bodem die tal van scholen en ziekenhuizen zullen stichten, armenhuizen en pleeghuizen, opvang van daklozen, ongehuwde moeders, geestelijk gehandicapten en weeskinderen.
Vóór 1850 telt Nederland 25 nieuwe zustercongregaties (ter vergelijking, in het katholieke België zijn dat er twee). In totaal komen er in de negentiende eeuw vijftig congregaties van zusters en tien congregaties van lekenbroeders bij. De KNR telt anno 2019 nog altijd 190 congregaties. Uiteraard is de Bijbel, het evangelie, hun inspiratiebron. Maar we zien daarin wel een verschuiving. Of accentverlegging. En wie de Kloosterbijbel goed leest ziet dat accentverschuivingen eigenlijk bij alle grote ordestichters in het middelpunt staan. Er is voortdurend kruisverkeer tussen contemplatie en actie, tussen gebed en werk, tussen stilte en engagement. Maar aan het begin van de negentiende eeuw lag het accent in de traditionele ordes in Nederland (de heilige rest die het protestantisme had overleefd) vooral op het gebed en de eucharistie. Koning Willem I die het katholicisme eigenlijk liefst nog wilde verbieden, maar door de vrijheid van godsdienst hierin werd gehinderd, sprak denigrerend over het kloosterleven als een vorm van ‘nutteloos bidden’. De nieuwe congregaties beriepen zich op heel andere Bijbelpassages. Niet bidden en eucharistie, maar de sociale gerechtigheid van de Bergrede uit Mattheüs en de passages waar Christus barmhartigheid, vrede en liefde verkondigt, komen centraal te staan. Grote inspiratiebronnen zijn kleine teksten van Christus zoals “… wat ge voor de minsten niet hebt gedaan, hebt ge voor mij niet gedaan”. De inspanningen van zusters en broeders leidden tot de oprichting van meer dan duizend scholen in Nederland. En dat was niet zomaar onderwijs. Dat was onderwijs aan kinderen die normaal gesproken verstoken waren van onderwijs. Armenscholen, waar jongens én meisjes , minstens tot aan hun twaalfde jaar, het jaar van de plechtige communie, uit de fabrieken werden weggehouden en van de straat gehaald. Het leidde tot de oprichting van tal van ziekenhuizen. Het eerste katholieke ziekenhuis dateert van 1819, het Elisabeth Gesticht in Breda. Daarna groeit het aantal katholieke ziekenhuizen van vijftien in 1870 naar vijftig rond 1900 en meer dan 120 in 1930 – dat is op dat moment de helft van het totaal aantal ziekenhuizen in Nederland. Omdat in het merendeel daarvan zusters de scepter zwaaiden, kun je zeggen dat de vrouwenemancipatie begonnen is in de kloosters. De enige vrouwen die in de Nederlandse maatschappij tot en met de eerste helft van de twintigste eeuw iets te vertellen hadden en invloed op politieke beslissingen en maatschappelijke ontwikkelingen uitoefenden, waren congregatiezusters. De enorme betekenis die de zusters en de broeders en de paters voor het Nederland van vandaag hebben gehad is formidabel onderbelicht gebleven.
In 2006 schrijven Jan Roes en Hans de Valk dat de geschiedenis van de zusters en de broeders in de reguliere geschiedschrijving van Nederland een ‘vergeten hoofdstuk’ is. De gewone geschiedschrijving richt zich op de reguliere kerk, het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853, de katholieke emancipatiebeweging (van burgers), de rol van seculiere priesters en kardinaal De Jong in de Tweede Wereldoorlog, maar verzuimt aandacht te schenken aan die meer dan tweehonderd congregaties van zusters en broeders die Nederland groot gemaakt hebben.
In dit vergeten hoofdstuk wordt wel nog gauw één bladzijde zwart ingekleurd. Door openbaarmaking van de misbruikzaken krijgen de ordes en de congregaties een aandacht die ze niet verdienen. Hun enorme betekenis wordt teruggebracht tot de misdaden en de overtredingen die er óók waren. Het heeft geen zin dit te vergelijken met de enorme cijfers van kindermisbruik jaarlijks in Nederland, omdat elk geval een wereld in zichzelf is. De ernst staat buiten kijf. Elk slachtoffer is er één teveel, hebben de congregaties vanaf het begin van de schandalen gezegd, hetgeen hun terughoudendheid en bescheiden toon van de afgelopen tien jaar heeft bepaald. Toch wordt het zo langzamerhand tijd dat we ook het vergeten hoofdstuk van Roes en De Valk gaan schrijven. De onmetelijkheid van de oceaan wordt niet teniet gedaan door het ontdekken van eilanden, zelfs niet als daar zo nu en dan een flink eiland tussen zit.
Het religieuze leven in Nederland bestaat sedert de vijfde eeuw toen hier monniken en missionarissen kwamen evangeliseren. Zij stichtten de eerste kloosters. Norbertijnen, kruisheren, franciscanen, dominicanen, augustijnen en karmelieten vestigden zich hier, clarissen, benedictinessen, augustinessen, dominicanessen en vele anderen. Enkele daarvan overleefden ook de protestantse Nederlanden of keerden terug op hun oude plekken. Maar pas vanaf de negentiende eeuw is het kloosterleven echt booming dankzij de honderden actieve apostolische congregaties. Ik zei al, er zijn door de congregaties en de ordes meer dan duizend scholen gesticht. Meer dan de helft van het aantal ziekenhuizen in Nederland stond in de twintigste eeuw onder beheer van zusters en broeders. In het vergeten hoofdstuk moet beschreven worden hoe de zuster- en de broedercongregaties de fundamenten hebben gelegd en de infrastructuur voor het onderwijs en de ziekenzorg in Nederland. Ja, we staan op een kantelpunt. Het religieuze leven in Nederland loopt terug. Van 60.000 religieuzen midden vorige eeuw, naar minder dan 4.000 in 2019, naar waarschijnlijk zo’n stabiele 800 vanaf 2030. Traditionele ordes blijven, actieve congregaties verdwijnen. Hun apostolaat is geslaagd. Mission accomplished.
Armen en kansarmen hebben dankzij hun inspanningen recht op onderwijs. Zwakken en minvermogenden krijgen ziekenzorg. Er is opvang van zwerfkinderen en er is pleegzorg. Er is opvang van ongehuwde tienermoeders. De kindersterfte is teruggedrongen. De hulp aan geestelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten is georganiseerd en geprofessionaliseerd. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw is Nederland een rijk land geworden. Welvaart, materiële welvaart, is voor de zusters en de broeders nooit een doel geweest. Maar voor het welzijn en het welbevinden van Nederland is hun betekenis onderschat en enorm.
Patrick Chatelion Counet
Secretaris Konferentie Nederlandse Religieuzen
Bijzonder hoogleraar Bijbel & Cultuur, Universiteit van Amsterdam